ECLI:NL:CRVB:2020:1782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep WIA na tegemoetkoming door Uwv en kostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. C.A. Pors, advocaat van appellant, en vond zijn oorsprong in een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2016. Tijdens de zitting op 30 augustus 2018 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.F. Bär. Na een schorsing van het onderzoek ter zitting, waarbij een deskundige werd benoemd, heeft het Uwv op 2 december 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Op 24 december 2019 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, met het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant, wat heeft geleid tot de intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellant begroot op een totaalbedrag van € 10.421,86, inclusief kosten voor rechtsbijstand en medische adviezen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.