ECLI:NL:CRVB:2020:1782

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
16/5932 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep WIA na tegemoetkoming door Uwv en kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. C.A. Pors, advocaat van appellant, en vond zijn oorsprong in een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2016. Tijdens de zitting op 30 augustus 2018 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.F. Bär. Na een schorsing van het onderzoek ter zitting, waarbij een deskundige werd benoemd, heeft het Uwv op 2 december 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Op 24 december 2019 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, met het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant, wat heeft geleid tot de intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellant begroot op een totaalbedrag van € 10.421,86, inclusief kosten voor rechtsbijstand en medische adviezen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 augustus 2020
16/5932 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
5 augustus 2016, 16/2588 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.A. Pors, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Appellant is ter zitting verschenen bijgestaan door mr. Pors. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J.F. Bär.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde van appellant in de gelegenheid te stellen een nadere reactie in te dienen.
De Raad heeft L. Greveling-Fockens, verzekeringsarts, als deskundige benoemd. Deze heeft op 21 oktober 2019 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 2 december 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 december 2019 heeft mr. Pors namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 december 2019 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in bezwaar, € 1.050,- in beroep en € 1.575,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De gemaakte kosten in verband met het medisch advies van J.A. Ribbens, medisch adviseur komen tot een bedrag van € 5.895,12 voor vergoeding in aanmerking. Ook de kosten in verband met rapport van prof. dr. H.J.C. van Marle, psychiater, komen tot een bedrag van
€ 752,50 voor vergoeding in aanmerking. De opgevraagde medische informatie van
drs. M. Wilken, gezondheidszorgpsycholoog, komen tot een bedrag van € 99,24 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 10.421,86.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 augustus 2020.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) K.R. van Renswoude
GdJ