Uitspraak
18.5941 WSF
OVERWEGINGEN
.De hoofdbewoonster heeft verklaard dat zij alle spullen van appellante die zich in de woning bevonden aan de controleurs heeft laten zien. De foto’s die appellante heeft overgelegd leiden niet tot een ander oordeel. Appellante is er niet in geslaagd om met de door haar overgelegde poststukken en verklaringen van buren en vrienden onomstotelijk te bewijzen dat zij vanaf juli 2011 op het BRP-adres woonde en is er daarmee niet in geslaagd het wettelijk vermoeden als verwoord in artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 te weerleggen.
.Nu de conclusie van de minister niet berust op een grondig onderzoek is niet aannemelijk dat appellante niet op het BRP-adres woonde en kan er geen sprake zijn van omkering van de bewijslast. Verder heeft appellante onomstotelijk bewezen dat zij op het BRP-adres woonde.