ECLI:NL:CRVB:2020:1746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Duurzaam gescheiden leven en AOW-rechten van gehuwden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de AOW-rechten van appellant, die een ouderdomspensioen ontving voor ongehuwde pensioengerechtigden. Appellant was gehuwd met een vrouw die op de Filipijnen woonde, en de vraag was of hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote in de zin van de AOW. De Raad oordeelde dat uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig bleek dat appellant duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Appellant had op 1 augustus 2017 geen recht op een ouderdomspensioen voor ongehuwde pensioengerechtigden, waardoor de Sociale Verzekeringsbank (Svb) verplicht was om het pensioen te herzien naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad overwoog dat de intentie van appellant en zijn echtgenote om samen te wonen, ondanks de inburgeringsproblemen van de echtgenote, niet leidde tot de conclusie dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. Het verzoek tot echtscheiding dat na de periode in geding was ingediend, had geen invloed op de beoordeling van de situatie in de relevante periode. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke scheiding tussen de juridische status van gehuwden en ongehuwden in het kader van de AOW.