ECLI:NL:CRVB:2020:1722

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
18/2143 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand ter compensatie van kostendelersnorm

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 15 mei 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter compensatie van de negatieve financiële gevolgen van de kostendelersnorm. Deze norm, die sinds 1 juli 2015 van toepassing is, heeft geleid tot een wijziging van de bijstandsnorm van de appellant van een alleenstaande naar de kostendelersnorm.

De aanvraag voor bijzondere bijstand werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat er volgens hen geen noodzakelijke kosten aanwezig waren die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand niet kon worden herzien, omdat de gronden die de appellant had aangevoerd zich richtten tegen de toepassing van de kostendelersnorm, wat buiten het geding viel. De Raad bevestigde dat er een strikt onderscheid bestaat tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand, waarbij de bijzondere bijstand niet bedoeld is voor algemene bestaanskosten. De Raad concludeerde dat de appellant geen recht had op de aangevraagde bijzondere bijstand en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

18 2143 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 4 augustus 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2018, 17/4719 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.J. Manspeaker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 17 maart 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus kon deze zitting niet doorgaan.
Partijen hebben daarna verklaard geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 15 mei 2014 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW). Aanvankelijk werd de bijstand verleend naar de norm voor een alleenstaande. Met ingang van 1 juli 2015 is de norm gewijzigd in de kostendelersnorm.
1.2.
Op 17 augustus 2016 heeft appellant een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ter compensatie van de (negatieve) financiële gevolgen van de toepassing van de kostendelersnorm op zijn algemene bijstandsuitkering. Bij besluit van 22 augustus 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 juli 2017 (bestreden besluit), heeft het college die aanvraag afgewezen op de grond dat in het geval van appellant geen noodzakelijke kosten aanwezig zijn die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en welke met bijzondere bijstand kunnen worden gecompenseerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. De gronden die appellant heeft aangevoerd zijn gericht tegen de toepassing van de kostendelersnorm.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In het onderhavige geval gaat het om een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand. Het gaat niet om een besluit tot toepassing van de kostendelersnorm. Dit betekent dat wat appellant heeft aangevoerd tegen de toepassing in zijn geval van de kostendelersnorm buiten het geding valt waarover de Raad kan oordelen. Appellant heeft geen andere gronden in hoger beroep naar voren gebracht. Het hoger beroep tegen de afwijzing van de bijzondere bijstand slaagt daarom niet, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
4.2.
Ter voorlichting van partijen wordt nog overwogen dat in de systematiek van de PW een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand. Algemene bijstand is bedoeld om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, terwijl bijzondere bijstand is bedoeld om te voorzien in andere dan algemene bestaanskosten. Alleen al om die reden had appellant geen recht op de door hem aangevraagde bijzondere bijstand voor de algemene bestaanskosten. De toepassing van de kostendelersnorm per 1 juli 2015, met als gevolg een inkomensterugval, maakt dit niet anders. Vergelijk de uitspraak van 17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1418.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2020.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) R.B.E. van Nimwegen