ECLI:NL:CRVB:2020:1700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en verdiencapaciteit onder de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid en verdiencapaciteit onder de Wet WIA. Appellant, die sinds 2005 ziek is en een uitkering ontvangt, heeft in 2014 een verslechtering van zijn gezondheid gemeld. Het Uwv heeft zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 53,84%, maar appellant is van mening dat zijn beperkingen te licht zijn ingeschat. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad heeft een deskundige benoemd die op basis van dossieronderzoek en informatie van de huisarts tot de conclusie kwam dat de FML van het Uwv niet volledig de beperkingen van appellant weergaf. De Raad heeft geoordeeld dat de deskundige overtuigend heeft gerapporteerd en dat de FML op 17 september 2019 de belastbaarheid van appellant correct weergeeft. De Raad heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 54,85% en de verdiencapaciteit op € 1.918,35. Het bestreden besluit van het Uwv is vernietigd, en de Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.