ECLI:NL:CRVB:2020:1673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- B.V.K. de Louw
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA met betrekking tot psychische klachten en de geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55 tot 65%, maar appellant betwistte deze beoordeling en stelde dat er aanvullende beperkingen opgenomen moesten worden in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende was gemotiveerd, maar appellant was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts Fokke, die de FML had opgesteld, onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen aanvullende beperking moest worden opgenomen voor geluid en licht. De Raad volgde de conclusie van psychiater Henselmans dat appellant, door zijn psychische aandoeningen, extra gevoelig is voor prikkels. De Raad oordeelde dat de FML bij item 2.12.6 als extra toelichting moest worden opgenomen: ‘geen omgeving met veel geluid of fel licht’.
Desondanks concludeerde de Raad dat de geselecteerde functies voor appellant, ondanks deze beperking, passend waren. De arbeidsdeskundige had voldoende gemotiveerd dat de functies geen werk in mensenmassa’s omvatten en dat er voorzieningen waren voor geluidsoverlast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld op 55 tot 65%. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.