ECLI:NL:CRVB:2020:1657
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag voor maatschappelijke opvang na huiselijk geweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag om opvang had ingediend na huiselijk geweld. Verzoekster stond op dat moment op plaats 24 van de wachtlijst voor een herstartstudio, een maatwerkvoorziening die door partijen als passend werd erkend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, hoewel verzoekster een spoedeisend belang aanvoert, dit niet zodanig is dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster momenteel een kamer huurt bij een vriendin en dat het college haar een noodopvang kan bieden indien dat nodig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen dringende redenen waren om van de reguliere procedure af te wijken. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de reguliere rechtsgang en de afweging van belangen in het bestuursrecht.