ECLI:NL:CRVB:2020:165

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
19/891 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing zorgaanvraag op grond van de Wet langdurige zorg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 januari 2019, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zich op basis van adviezen van medisch adviseurs op het standpunt mocht stellen dat appellante niet was aangewezen op permanent toezicht of 24-uurszorg. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep op 8 januari 2020 behandeld en geoordeeld dat het onderzoek van het CIZ voldoende zorgvuldig was. De Raad concludeert dat er sprake is van planbare hulp en dat appellante in staat is om voor niet-planbare hulpmomenten hulp in te roepen en af te wachten. De geheugenproblemen van appellante zijn niet aannemelijk gemaakt als belemmering voor het inschakelen van hulp. De verklaringen van de dochters van appellante zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Appellante heeft ook niet met medische stukken onderbouwd dat de medisch adviseurs haar situatie onjuist hebben ingeschat. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.891 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 januari 2019, 18/3153 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

Datum uitspraak: 8 januari 2020
Zitting heeft: W.J.A.M. van Brussel
Griffier: W.M. Swinkels
Ter zitting zijn verschenen: namens appellante is mr. J.E. Jalandoni, advocaat, verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is ter zitting van 8 januari 2020 uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 2 maart 2018, gehandhaafd bij besluit van 6 juli 2018 (bestreden besluit), heeft CIZ de aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat CIZ zich op basis van de adviezen van de medisch adviseurs op het standpunt heeft mogen stellen dat appellante niet is aangewezen op permanent toezicht of 24‑uurszorg in de nabijheid. Er is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wlz.
3. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad acht het onderzoek van CIZ voldoende zorgvuldig. De medisch adviseurs hebben kennis genomen van de beschikbare medische informatie en hebben deze informatie bij de beoordeling betrokken. Uit de medische adviezen blijkt dat sprake is van planbare hulp en dat appellante voor niet planbare hulpmomenten in staat wordt geacht om hulp in te roepen en af te wachten. Niet aannemelijk is dat de geheugenproblemen van appellante hieraan in de weg staan. De verklaringen van de dochters van appellante zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Evenmin heeft appellante met medische stukken onderbouwd dat de medisch adviseurs haar situatie onjuist hebben ingeschat.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) W.M. Swinkels (getekend) W.J.A.M. van Brussel