ECLI:NL:CRVB:2020:1647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van intrekkingsbesluit en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juli 2017. Appellante had verzocht om terug te komen van een eerder genomen intrekkingsbesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering per 19 juli 2004 had beëindigd. Het Uwv had eerder, op 19 januari 2016, het verzoek van appellante om herziening van dit besluit afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de door appellante ingebrachte informatie niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit of veranderde omstandigheid, zoals vereist volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vastgesteld dat het rapport van de psychiater, dat elf jaar na de datum in geding was opgesteld, geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die de eerdere besluiten zouden kunnen ondermijnen. De beroepsgrond van appellante dat het Uwv het herzieningsverzoek als een eerste aanvraag had behandeld, werd eveneens verworpen.
Daarnaast heeft appellante schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met bijna een half jaar was overschreden en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellante, alsook tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 262,50. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft de zaak openbaar uitgesproken.