Uitspraak
18.3110 PW
OVERWEGINGEN
“Wij hebben de intentie om u in dienst te nemen zodra je ons de C rijbewijs kunt overleggen.”
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het behalen van een vrachtautorijbewijs C. De aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, omdat de kosten niet als noodzakelijk werden beschouwd. Appellant had een intentieverklaring van een toekomstige werkgever overgelegd, waarin stond dat men de intentie had om hem in dienst te nemen zodra hij het rijbewijs kon overleggen. Het college oordeelde echter dat deze intentieverklaring geen concrete toezegging inhield en dat appellant niet had aangetoond dat er een noodzaak bestond voor het behalen van het rijbewijs.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten. De Raad oordeelde dat de intentieverklaring van de werkgever niet voldeed aan de eisen voor noodzakelijke kosten. De Raad bevestigde dat de kosten voor het rijbewijs niet als noodzakelijk konden worden aangemerkt, omdat appellant niet had aangetoond dat hij direct aan de slag kon na het behalen van het rijbewijs. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, met R.B.E. van Nimwegen als griffier. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.