ECLI:NL:CRVB:2020:1631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 2007 uitgevallen is door medische klachten. Appellant had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 59,84%. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het medisch onderzoek als zorgvuldig werd beoordeeld.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen onjuist zijn ingeschat en dat er meer rekening gehouden moet worden met zijn medische situatie, waaronder diabetes en andere fysieke en psychische klachten. Het Uwv heeft echter in zijn rapporten bevestigd dat de eerdere inschattingen van de verzekeringsartsen correct waren en dat er geen aanleiding was om meer beperkingen vast te stellen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 mei 2016 was aangegeven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant overwogen, maar concludeert dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De Raad onderschrijft de bevindingen van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen, en bevestigt dat de geselecteerde voorbeeldfuncties passend zijn voor appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.