ECLI:NL:CRVB:2020:1620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die sinds 9 maart 2007 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Op 26 maart 2018 ontving het college van burgemeester en wethouders van Zaandam een anonieme melding dat appellante niet op het opgegeven adres woonde, maar bij haar vriend in een andere gemeente. Naar aanleiding van deze melding heeft een casemanager van de gemeente Zaanstad een onderzoek ingesteld, waarbij op 16 mei 2018 een onaangekondigd huisbezoek werd afgelegd. Tijdens dit huisbezoek weigerde appellante haar medewerking en gaf zij aan haar uitkering te willen opzeggen. Het college heeft vervolgens op 29 mei 2018 besloten om de bijstand van appellante met ingang van 16 mei 2018 in te trekken, omdat zij niet had meegewerkt aan het huisbezoek en daarmee haar medewerkingsverplichting had geschonden.
Appellante heeft tegen dit besluit beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er sprake was van een redelijke grond voor het huisbezoek, gezien de anonieme melding en aanvullende informatie van een woningbouwvereniging. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand, omdat zij niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.