ECLI:NL:CRVB:2020:1617
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder een WIA-uitkering ontving. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten en beperkingen niet correct waren ingeschat door het Uwv, en dat zij meer arbeidsongeschikt was dan vastgesteld. De rechtbank Noord-Holland had eerder in haar uitspraak van 25 mei 2018, 17/1690, geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad heeft bevestigd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellante adequaat had beoordeeld en dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van de Wet WIA en de noodzaak voor appellanten om nieuwe, relevante medische informatie te overleggen in hoger beroep om hun standpunt te onderbouwen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.