ECLI:NL:CRVB:2020:1615
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA na toegenomen klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich eerder ziek had gemeld met psychische klachten. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar gezondheidssituatie op de datum in geding niet correct was beoordeeld en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML van 8 februari 2017 niet juist had vastgesteld. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank de medische beoordeling zorgvuldig had geacht. De Centrale Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de door appellante ingebrachte medische informatie in hoger beroep geen aanleiding gaf om de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen te betwisten. De Raad concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld op 55 tot 65%, terecht was en dat de geselecteerde functies voor haar geschikt waren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.