ECLI:NL:CRVB:2020:1611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering na eerstejaars beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, ontving een Ziektewet-uitkering. Het Uwv had haar uitkering beëindigd omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek van het Uwv niet zorgvuldig was en dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante informatie had betrokken. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had beëindigd. De overwegingen van de rechtbank werden volledig onderschreven, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.