ECLI:NL:CRVB:2020:1600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
19/416 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ZW-uitkering na medisch onderzoek door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant, die zich op 19 oktober 2016 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een Ziektewet (ZW) uitkering toe, maar beëindigde deze per 12 februari 2018, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn fysieke en psychische beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen zou ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19 416 ZW

Datum uitspraak: 23 juli 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
14 december 2018, 18/1283 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Aslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als allround medewerker. Op 19 oktober 2016 heeft hij zich ziek gemeld met psychische klachten. Op dat moment ontving appellant een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 november 2017. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 99,04% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 11 januari 2018 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 12 februari 2018 beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 14 juni 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, een aangepaste FML van 5 juni 2018 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat wat in beroep is aangevoerd en de door appellant overgelegde medische stukken geen aanleiding geven tot bijstelling van de FML. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat, uitgaande van de juistheid van de FML, het aannemelijk is dat appellant in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant samengevat aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Appellant is van mening dat zijn fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat. De aanvullende beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen, komen niet tegemoet aan de rug- en beenklachten, de agressieregulatie problematiek en de epilepsieaanvallen van appellant. Ten onrechte is er geen urenbeperking aangenomen. De geselecteerde functies zijn niet geschikt volgens appellant. In de functies moet worden samengewerkt met anderen. In de functie van productiemedewerker industrie is sprake van een verhoogd persoonlijk risico. Er dient te worden gewerkt met een soldeerbout, waardoor er kans is op brandwonden als appellant een epilepsieaanval krijgt. Appellant verwijst naar een uitspraak van de Raad van 27 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4337.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit, zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920.
4.2.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en terecht geoordeeld dat de desbetreffende gronden niet slagen. Appellant heeft in hoger beroep ook geen nadere medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat zijn beperkingen zijn onderschat. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven.
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 november 2018 inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat er geen sprake is van het werken met een gevaarlijke machine. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verduidelijkt dat de beperking bij het item verhoogd persoonlijk risico ziet op het werken met gevaarlijke machines, op hoogtes of andere plaatsen met valgevaar. Een soldeerbout brengt geen groot gevaar met zich mee, niet groter dan in het dagelijks leven. De situatie in de uitspraak waar appellant naar heeft verwezen is anders, nu het Uwv daar onvoldoende had gemotiveerd dat één functie wel werd verworpen wegens een beperking bij een verhoogd persoonlijk risico (1.9.9) en twee andere functies niet.
5. De overwegingen in 4.2 en 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2020.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) D.S. Barthel