ECLI:NL:CRVB:2020:1599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op WIA-uitkering per 18 juni 2015; verslechtering gezondheid niet terug te leiden naar datum in geding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant had geen recht op een WIA-uitkering met ingang van 18 juni 2015. De Raad heeft vastgesteld dat de verslechtering van de gezondheidssituatie van appellant weliswaar is onderkend, maar dat deze niet terug te leiden is naar de datum in geding. Appellant had eerder, op 2 december 2013, al geen uitkering op grond van de Wet WIA gekregen, omdat zijn arbeidsongeschiktheid toen was vastgesteld op 28,82%.
Appellant meldde zich op 21 januari 2016 bij het Uwv met toegenomen klachten, maar het Uwv weigerde op 21 februari 2017 om hem met ingang van 18 juni 2015 een WIA-uitkering toe te kennen. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In geschil was of appellant per 18 juni 2015 recht had op een WIA-uitkering. Appellant stelde dat zijn beperkingen waren onderschat. De Raad concludeerde dat er meer beperkingen waren aangenomen dan ten tijde van de afwijzing van de uitkering per 9 oktober 2013, maar dat de medische beoordeling juist was. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor inschakeling van een onafhankelijke deskundige. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.