ECLI:NL:CRVB:2020:158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich op 23 juli 2013 ziek meldde met fysieke en mentale klachten. Het Uwv had appellant eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid, maar na herbeoordeling werd deze mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 36,58%. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat het rapport van de deskundige, verzekeringsarts J.T.J.A. Klijn, onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen waren onderschat.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij de deskundige Klijn was ingeschakeld. Klijn had in zijn rapporten overtuigend gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, ondanks de door hem aangegeven beperkingen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar het Uwv stelde dat de deskundige de belastbaarheid van appellant correct had beoordeeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de beoordeling konden ondermijnen.
De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld op 36,58% en dat de rechtbank de conclusies van de deskundige Klijn terecht had gevolgd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid zoals vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.