ECLI:NL:CRVB:2020:1527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich in 2013 ziek meldde met lage rugklachten, heeft in de loop der jaren meerdere keren ziekengeld aangevraagd en ontvangen. Het Uwv heeft echter in verschillende besluiten vastgesteld dat appellante per bepaalde data geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij in staat werd geacht om andere functies te vervullen. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft de besluiten van het Uwv in eerdere uitspraken bekrachtigd. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken onzorgvuldig zijn geweest en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische en lichamelijke beperkingen. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante in staat is om de functies van wikkelaar en productiemedewerker industrie te vervullen. De hoger beroepen zijn dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd.