Uitspraak
18.519 ZW
OVERWEGINGEN
11 november 2015 is appellante bevallen van een dochter. Aansluitend aan de beëindiging van de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) heeft appellante zich op
1 februari 2016 ziek gemeld in verband met rugklachten. Na een medisch onderzoek op
8 augustus 2016 heeft een arts van het Uwv geconcludeerd dat de klachten van appellante zijn ontstaan tijdens de bevalling en dat mag worden aangenomen dat de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van de bevalling. Het Uwv heeft appellante in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
7 november 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van die datum geen recht heeft op een ZW-uitkering. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 3 januari 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
et beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de artsen van het Uwv een zorgvuldig onderzoek hebben verricht en duidelijk hebben gemotiveerd waarom de klachten van appellante een jaar na de bevalling niet meer het gevolg van de bevalling kunnen zijn. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat appellante niet heeft onderbouwd dat haar (veranderde) klachten nog steeds het gevolg van haar bevalling zijn. Hoewel de huisarts van appellante schrijft dat de klachten van appellante na de bevalling zijn ontstaan, sindsdien zijn blijven aanhouden en dat zij voor de bevalling geen klachten had, blijkt naar het oordeel van de rechtbank hieruit niet dat de klachten van appellante volgens de huisarts ook nog steeds hun oorzaak vinden in de bevalling van appellante. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusie dat de klachten van appellante per 7 november 2016 niet meer veroorzaakt kunnen zijn door haar bevalling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering van appellante terecht met ingang van 7 november 2016 heeft beëindigd.
17 november 2016 dat appellante soepel loopt en dat sprake is van een status na bekkeninstabiliteit. Appellante heeft in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die leiden tot twijfel aan de conclusies van de artsen van het Uwv dat er op de datum in geding geen causaal verband is tussen de klachten van appellante en haar zwangerschap of bevalling. Wat betreft de brief van de huisarts wordt geoordeeld dat deze is gebaseerd op anamnestische bevindingen en niet is ondersteund met concrete onderzoekresultaten, waardoor aan deze informatie niet de door appellante gewenste waarde kan worden toegekend.