ECLI:NL:CRVB:2020:1505
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na ontslag wegens verstoorde arbeidsverhouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had een verzoek om schadevergoeding ingediend na zijn ontslag, dat was verleend op 1 januari 2014 op basis van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding. Dit ontslag was eerder bevestigd door de rechtbank Limburg en de Raad zelf in een uitspraak van 31 mei 2018. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en de appellant ging hiertegen in beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Limburg. De Raad oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet betrekking had op een onrechtmatig besluit of onrechtmatige handeling ter voorbereiding van het ontslagbesluit. De Raad baseerde zijn beslissing op de eerdere uitspraken en concludeerde dat het ontslagbesluit in rechte vaststond. De Raad wees ook op de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die de bevoegdheid van de bestuursrechter regelen met betrekking tot schadevergoeding.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de beslissing officieel werd vastgelegd.