ECLI:NL:CRVB:2020:1497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant. Appellant, die als chauffeur bestelauto werkte, had zich op 6 december 2010 ziek gemeld met hartklachten. Na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat hij met ingang van 3 december 2012 een WGA-vervolguitkering kreeg, omdat hij 35 tot 80% arbeidsongeschikt was. In oktober 2016 meldde appellant een toegenomen arbeidsongeschiktheid. Na een medisch onderzoek door een arts van het Uwv, werd in oktober 2017 besloten dat appellant geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet juist waren vastgesteld en dat het onderzoek verouderd was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant en dat de beëindiging van de WGA-uitkering terecht was. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de veroordeling in proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak om de geschiktheid van functies voor de betrokken persoon te onderbouwen.