ECLI:NL:CRVB:2020:1494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
18/5546 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling Uwv in proceskosten na intrekking hoger beroep WIA

In deze zaak heeft het Uwv op 31 oktober 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Den Hollander-Fischer, heeft op 13 november 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten moet worden veroordeeld die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten in beroep € 1.050,- bedragen en in hoger beroep € 525,-, wat resulteert in een totaalbedrag van € 3.487,85. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van de rapportage van mw. M.J. Gerritze, verzekeringsarts, toegewezen. De Raad heeft de uitspraak gedaan op 15 juli 2020, waarbij het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten en het Uwv is veroordeeld in de kosten van appellant.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 juli 2020
18/5546 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 september 2018, 17/7046
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft Den Hollander-Fischer hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 31 oktober 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 13 november 2019 heeft en Hollander-Fischer, als opvolgend gemachtigde, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.050,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om vergoeding van de door de gemachtigde van appellant overgelegde rapportage van mw. M.J. Gerritze, verzekeringsarts, komt voor toewijzing in aanmerking.
De Raad is van oordeel dat gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 daarbij wordt uitgegaan van een uurtarief van € 126,47. Uit de door de gemachtigde van appellant overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van mw. M.J. Gerritze 12,5 uur in beslag hebben genomen, zodat de vergoeding € 1.912,85 (inclusief 21% BTW) bedraagt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.487,85.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020.
(getekend) B. J. van de Griend
(getekend) H. Alajai
JvC