ECLI:NL:CRVB:2020:1485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die sinds 2011 met psychische klachten uitgevallen was. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had na een herbeoordeling vastgesteld dat appellante niet meer geschikt was voor haar laatst verrichte werk, maar wel belastbaar was voor andere functies. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante stelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen niet zorgvuldig was en dat haar beperkingen onvoldoende waren onderkend. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was geweest. De Raad oordeelde dat appellante voldoende ruimte had gehad om haar standpunt te onderbouwen en dat er geen reden was om aan de juistheid van de beoordeling van het Uwv te twijfelen. Het verzoek om inschakeling van een deskundige werd afgewezen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af.