ECLI:NL:CRVB:2020:1477
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder ziek was gemeld met knie- en psychische klachten, had in 2013 al een afwijzing gekregen voor een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe ziekmelding in 2014, heeft hij opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd, maar ook deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank Den Haag had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de juiste conclusies had getrokken over de beperkingen van appellant. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant.