ECLI:NL:CRVB:2020:1457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van uitspraak niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken van gronden
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om herziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak betreft het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 december 2019. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat verzoekster niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 131,- heeft betaald. Verzoekster is meerdere keren gewezen op de verplichting om het griffierecht te voldoen, maar heeft deze termijn niet in acht genomen. Daarnaast heeft het ingediende beroepschrift geen gronden bevat, wat ook in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze gelegenheid ongebruikt gelaten. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De beslissing is genomen zonder verder onderzoek, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2020.