ECLI:NL:CRVB:2020:1435
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening en gebrek aan verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had op 6 februari 2018 een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet ingediend, welke aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant heeft op 13 juni 2019 een hoger beroepschrift ingediend, maar zonder de aangevallen uitspraak bij te voegen. De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift op 1 mei 2019 was aangevangen, en dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het uiterlijk op 11 juni 2019 had moeten zijn ontvangen.
De gemachtigde van de appellant voerde aan dat de termijnoverschrijding het gevolg was van een professioneel misverstand, omdat de rechtbank de uitspraak niet naar het juiste correspondentieadres had gestuurd. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de uitspraak op de voorgeschreven wijze had bekendgemaakt en dat de gemachtigde niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig de wijziging van zijn correspondentieadres had doorgegeven. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van advocaten om ervoor te zorgen dat de rechtbank op de hoogte is van het juiste correspondentieadres.