4.5.Het college heeft aangevoerd dat de door betrokkene overgelegde salarisspecificaties onvoldoende duidelijkheid geven over de omvang van de werkzaamheden en de daaruit verkregen of te bedingen inkomsten. Daarnaast zijn de salarisspecificaties gebaseerd op loonuren en loondagen, terwijl betrokkene conform de door haar ingeleverde opting-in overeenkomst de helft van de opbrengst uit de door haar verrichte massages zou ontvangen. Ook heeft het college aangevoerd dat betrokkene naast de massages ook andere op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht voor de massagesalon. Betrokkene heeft pas achteraf verklaard dat zij ook hielp met de telefoon opnemen, klanten ontvangen, geld aannemen, schoonmaken, bedden opmaken en wassen en strijken van lakens. Deze werkzaamheden moeten als zelfstandig op geld waardeerbare werkzaamheden worden aangemerkt en zijn niet inherent aan het werk als masseuse. Daarnaast rechtvaardigt de aanwezigheid van betrokkene in de massagesalon de vooronderstelling dat zij daar ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Gelet op de aanwezigheid van betrokkene bij de massagesalon, de woon- werkafstand en de relatief lage inkomsten zoals vermeld op de salarisspecificaties is het aannemelijk dat niet alle inkomsten hierin zijn begrepen. Vanwege de onduidelijkheid over de omvang van de werkzaamheden en inkomsten kan het recht op bijstand dan ook niet worden vastgesteld. Deze beroepsgronden slagen niet. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.6.1.Betrokkene heeft met de mededeling dat zij ging werken in een Thaise massagesalon en met de overlegging van de opting-in overeenkomst een volstrekt helder beeld gegeven van welke werkzaamheden zij zou gaan verrichten, dat zij dat zou doen in hoedanigheid van een zelfstandige en op welke wijze de beloning voor die werkzaamheden zou worden verrekend en hoe de massagesalon die beloning onder verrekening van belastingen en premies aan betrokkene zou uitbetalen. Betrokkene heeft nog verzocht om een gesprek hierover, maar het college heeft volstaan met het verzoek tot inzenden van de arbeidsovereenkomst en de salarisspecificaties. Het college heeft voorafgaande aan de anonieme tip geen verdere vragen gesteld over of onderzoek gedaan naar de werkzaamheden en de betaling, zoals blijkende uit de salarisspecificaties, en ook geen nadere voorwaarden gesteld over de registratie van werkzaamheden en inkomsten. Eerst na de anonieme tip heeft betrokkene – naar zij verklaart uit schaamte – tegenover de (mannelijke) medewerkers haar werkzaamheden gedeeltelijk anders weergegeven dan in werkelijkheid. Betrokkene heeft hierdoor het college weliswaar op het verkeerde been gezet en de inlichtingenverplichting geschonden, maar slechts in die zin, dat zij anders en niet juist verklaarde, waar zij eerder wel een juist beeld had gegeven. Die eerdere verklaring en overgelegde gegevens vormden kennelijk geen aanleiding voor het college om nadere vragen te stellen. In zoverre kan het ontstaan van het onjuiste beeld bij het college mede hemzelf worden toegerekend. Met die onjuiste voorstelling is nog niet gegeven dat betrokkene de inlichtingenverplichting ook heeft geschonden ten aanzien van de omvang van de op geld waardeerbare werkzaamheden en de (mogelijke) inkomsten daaruit.
4.6.2.Volgens vaste rechtspraak rechtvaardigt de aanwezigheid tijdens reguliere arbeidsuren op een reguliere werkplek van de betrokkene de vooronderstelling dat de betreffende persoon ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid verricht. Vergelijk de uitspraken van 4 mei 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM4269 en 3 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1947. In dit geval heeft betrokkene het tegendeel aannemelijk gemaakt en gaat de vooronderstelling, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet op. Daartoe wordt als volgt overwogen. 4.6.3.Uit de opting-in overeenkomst volgt juist niet dat betrokkene steeds als zij aanwezig is, aan het werk is en voor aanwezige tijd wordt betaald. Integendeel, zij werkt als zij wil en alleen als zij behandelingen verricht, zijn er verdiensten, en dus inkomen. Vaststaat verder dat op de website van de massagesalon staat dat er elke dag meerdere masseuses aanwezig zijn en dat vooraf een afspraak maken niet nodig is. Hieruit kan worden afgeleid dat voortdurend sprake moet zijn van aanwezigheid en beschikbaarheid van masseuses in de massagesalon waarbij de masseuses dus wachten op klanten. Aanwezigheid bij de massagesalon betekent dan ook niet dat de zelfstandig werkende alle aanwezige uren behandelingen verricht en daarmee inkomsten genereert of kan genereren. Dit is ook in overeenstemming met de situatie die de toezichthouder tijdens het bezoek aan de massagesalon heeft aangetroffen.
4.6.4.Vervolgens is de vraag of het college aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene meer werkzaamheden heeft verricht waarmee zij inkomsten heeft verkregen of had kunnen verkrijgen, dan zij heeft opgegeven. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen zijn de andere activiteiten die betrokkene bij de massagesalon heeft verricht zoals het opnemen van de telefoon, klanten binnenlaten, afrekenen, schoonmaken en het opmaken van de bedden inherent aan de werkzaamheden van betrokkene als zelfstandig werkende masseuse en daarom niet als zelfstandige op geld waardeerbare activiteiten aan te merken. Betrokkene had deze werkzaamheden ook moeten verrichten wanneer zij niet vanuit een massagesalon, maar vanuit een zelfstandige ruimte als masseuse werkzaam was geweest. De verplichting om een aantal ondersteunende werkzaamheden te verrichten vloeide ook voort uit de opting-in overeenkomst, terwijl daaruit kan worden afgeleid dat, nu geen gezagsrelatie en dus geen werkgever bestond en geen extra werkzaamheden konden worden opgedragen, het niet te verwachten is dat voor die ondersteunende werkzaamheden een (extra) beloning kon worden bedongen.
4.6.5.Uit de opting-in overeenkomst volgt dat betrokkene als zelfstandig werkende behandelingen verricht en de helft van de verdiensten afdraagt aan de massagesalon. Daarnaast blijkt uit gegevens op de website van de massagesalon – zoals met partijen ter zitting besproken – dat er voor behandelingen verschillende tarieven worden gehanteerd, namelijk voor een massage van 30 minuten € 50,-, voor een massage van 45 minuten € 55,- en voor een massage van 60 minuten € 65,-. Dit samenstel aan tarieven en afspraken kan leiden tot weergave van breuken van uren op een salarisspecificatie en verschillende verdiende bedragen per uur als verschillende behandelingen en hun verdiensten samen op een salarisspecificatie worden weergegeven. Betrokkene heeft vanaf aanvang van de werkzaamheden salarisspecificaties overgelegd aan het college, waarin – teruggerekend – die verschillende bedragen per uur voorkwamen. Verder stonden op die salarisspecificaties de gewerkte uren uitgedrukt in hele, halve of (drie-)kwarturen. Tot aan de anonieme tip heeft het college over deze afwijkende salarisspecificaties en de vermelding opting-in geen vragen gesteld. Achteraf kan het college betrokkene niet aanrekenen dat zij met de salarisspecificaties onvoldoende inzicht heeft geboden in haar feitelijke aanwezigheid op de werkplek en het aantal gewerkte uren, waar het college, ondanks het aanbod van een gesprek hierover van betrokkene, heeft volstaan met het opvragen van de overeenkomst en de salarisspecificaties. Het college is zelf tekortgeschoten met het tijdig verrichten van onderzoek naar de bijzondere omstandigheid van de opting-in overeenkomst, de tarievenstructuur en de salarisspecificaties in relatie tot de branche waarin betrokkene werkzaam was. Het standpunt van het college dat zij niet wisten hoe de salarisspecificaties in het geval van betrokkene moesten worden gelezen kan daarom niet voor rekening en risico van betrokkene komen. Het college had daarin aanleiding moeten zien om daarover na ontvangst van de eerste salarisspecificatie vragen te stellen aan betrokkene en/of de massagesalon. Ook in zoverre heeft betrokkene niet de inlichtingenverplichting geschonden ten aanzien van de omvang van haar op geld waardeerbare werkzaamheden en de (mogelijke) inkomsten daaruit.
4.6.6.Ten slotte heeft het college ter zitting van de Raad te kennen gegeven dat er geen andere concrete aanwijzingen zijn dat betrokkene meer geld heeft verdiend dan zij heeft opgegeven of dat er meer andere inkomsten zijn geweest dan de als zodanig gekwalificeerde kasstortingen.