ECLI:NL:CRVB:2020:1429

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
19/3163 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diensttijdgratificatie na ontslag op eigen verzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die op eigen verzoek ontslag had genomen, verzocht om uitbetaling van een (proportionele) diensttijdgratificatie. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had dit verzoek geweigerd, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat artikel 79, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) bepaalt dat ambtenaren die ontslag op eigen verzoek nemen, niet in aanmerking komen voor een diensttijdgratificatie. Appellant had aangevoerd dat hij recht had op deze gratificatie en dat de minister op basis van de hardheidsclausule een uitzondering had moeten maken. De Raad verwierp dit beroep, omdat het ARAR expliciet voorziet in de situatie waarin ambtenaren geen recht hebben op een gratificatie na een eervol ontslag op eigen verzoek.

De Raad concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

19.3163 AW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 juni 2019, 18/6566 AW
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister)
Datum uitspraak: 25 juni 2020
Zitting heeft: H. Lagas
Griffier: M. Buur
Appellant is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. G.W.N.M. van Laarhoven. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.V. Wieling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 6 maart 2018, gehandhaafd bij besluit van 16 augustus 2018 (bestreden besluit), heeft de minister het verzoek van appellant tot uitbetaling van een (proportionele) diensttijdgratificatie geweigerd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep primair aangevoerd dat hij in aanmerking komt voor in ieder geval een proportionele diensttijdgratificatie. Subsidiair heeft appellant aangevoerd dat de minister hem op grond van de hardheidsclausule een proportionele gratificatie had moeten toekennen.
Artikel 79, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), zoals dat luidde ten tijde hier van belang, bepaalt dat de ambtenaar aan wie ontslag is verleend op grond van artikel 98, eerste lid, onder f, van het ARAR in aanmerking kan komen voor een (proportionele) diensttijdgratificatie. Nu appellant op eigen verzoek op grond van artikel 94 van het ARAR ontslag is verleend komt hij niet in aanmerking voor een (proportionele) diensttijdgratificatie.
Het beroep van appellant op de hardheidsclausule wordt verworpen, omdat in het ARAR juist is voorzien in de situatie dat de ambtenaar niet in aanmerking komt voor een (proportionele) diensttijdgratificatie in geval van een eervol ontslag op eigen verzoek. Van uitzonderlijke omstandigheden aan de kant van appellant is de Raad niet gebleken. Aldus kan niet worden gezegd, dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Buur (getekend) H. Lagas