ECLI:NL:CRVB:2020:1415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F.S. Jansen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had in haar uitspraak van 20 januari 2020, met zaaknummers 19/6391 en 19/5809, geoordeeld dat het beroep niet ontvankelijk was. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze procedure vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke instructies over de termijn en wijze van betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot de conclusie dat appellante in verzuim is geweest.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juli 2020 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de Raad zonder verder onderzoek heeft besloten dat de zaak niet inhoudelijk behandeld kan worden, omdat de procesvoorwaarden niet zijn nageleefd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.