ECLI:NL:CRVB:2020:1414
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep inzake griffierecht niet tijdig betaald
Op 8 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F.S. Jansen, had een verzoek ingediend op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was gericht aan de voorzieningenrechter van de Raad, omdat er onverwijlde spoed was vereist in verband met de betrokken belangen.
Echter, het griffierecht van € 131,- was niet binnen de gestelde termijn betaald. De gemachtigde van verzoekster was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke deadlines. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, wat leidde tot de conclusie dat verzoekster in verzuim was.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier E. Blijleven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.