ECLI:NL:CRVB:2020:1399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, geboren in 1991, had op 27 mei 2016 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag op 20 juni 2016, omdat appellant volgens de arbeidsdeskundige over arbeidsvermogen beschikt. Appellant heeft vervolgens meerdere keren geprobeerd om de beslissing van het Uwv aan te vechten, maar het Uwv bleef bij zijn standpunt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden onderbouwen.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht naar het arbeidsvermogen van appellant. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door zijn aanvraag als herhaalde aanvraag te behandelen zonder aanvullende informatie op te vragen bij zijn behandelaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad bevestigde dat het Uwv de aanvraag inhoudelijk had beoordeeld en dat er geen aanwijzingen waren dat het onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat de beslissing van de rechtbank Rotterdam terecht was en bevestigde deze.