ECLI:NL:CRVB:2020:1334

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/1941 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekken en terugvorderen van AIO-aanvulling na onrechtmatig huisbezoek en niet gemeld vermogen in het buitenland

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaarde. De Svb had de AIO-aanvulling van appellanten, die sinds 1 juli 2009 bijstand ontvingen, ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Dit gebeurde naar aanleiding van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling, waarbij appellanten niet hadden gemeld dat zij onroerende zaken in Turkije bezaten. Tijdens een onrechtmatig huisbezoek zijn identiteitsnummers verkregen, die door de Svb zijn gebruikt in het onderzoek naar het vermogen van appellanten. De Raad oordeelt dat het huisbezoek onrechtmatig was, maar dat de onderzoeksresultaten niet uitgesloten hoeven te worden bij de verdere besluitvorming. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De Svb wordt veroordeeld in de kosten van appellanten.

Uitspraak

19.1941 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 maart 2019, 17/990 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 23 juni 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2020. Namens appellanten is verschenen mr. Küçükünal. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen sinds 1 juli 2009, in aanvulling op een onvolledige ouderdomspensioen van de Svb, bijstand laatstelijk ingevolge de Participatiewet (PW) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
De Svb voert in de periode vanaf 2013 gefaseerd een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. In het kader van dit onderzoek is door de Svb appellanten een formulier “Verblijf en vermogen buiten Nederland” toegestuurd. Appellanten hebben dit formulier op 16 maart 2015 ingevuld en ondertekend geretourneerd. Op dit formulier hebben zij opgegeven van plan te zijn in 2015 een nog niet bekende periode in Turkije te verblijven en daarbij een concreet verblijfadres vermeld. Appellanten hebben voorts aangegeven geen (mede-)eigenaar te zijn van de woning op het adres dat zij als verblijfadres hebben opgegeven en dat zij geen grond of woning buiten Nederland in bezit hebben. In het kader van het vervolgonderzoek hebben twee medewerkers van de Svb op 19 mei 2016 een aangekondigd huisbezoek afgelegd op het adres van appellanten. Tijdens dat huisbezoek is met toestemming van appellanten een foto gemaakt van hun paspoorten met de daarin vermelde Turkse identiteitsnummers, ook genoemd TC Kimliknummers (identiteitsnummers). Vervolgens heeft, in opdracht van de Svb en met tussenkomst van het Internationaal Bureau Fraude-informatie, het Bureau Attaché Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade te Ankara (Bureau Attaché) onderzoek verricht naar eventueel vermogen van appellanten in Turkije. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van 27 juni 2016. In dit rapport staat vermeld dat medewerkers van Bureau Attaché op 23 juni 2016 een bezoek hebben gebracht aan de afdeling onroerende zaakbelasting van de gemeente [gemeente] . Uit de aldaar verkregen informatie blijkt dat appellant aangifte onroerende zaakbelasting heeft gedaan van zes woningen en twee werkplaatsen in deze gemeente met een bij deze afdeling geregistreerde waarde van 361.664,42 TL (omgerekend € 110.307,26) en met 1 januari 1997 als geregistreerde verwervingsdatum. De AIO-aanvulling van appellanten is op hun verzoek beëindigd met ingang van 1 juni 2016.
1.3.
De Svb heeft in de onderzoeksresultaten aanleiding gezien om bij besluiten van 12 oktober 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 februari 2017, de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 juli 2009 in te trekken en de over de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 mei 2016 gemaakte kosten van AIO-aanvulling van appellanten terug te vorderen tot een bedrag van € 33.185,11. Aan het bestreden besluit heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken bij de Svb dat appellant de beschikking had over onroerende zaken in Turkije en dat wegens het ontbreken van gegevens over de waarde van de onroerende zaken in de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 mei 2016 het recht op AIO-aanvulling niet is vast te stellen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Als meest verstrekkende beroepsgrond hebben appellanten aangevoerd dat de Svb bij het onderzoek een verboden onderscheid maakt naar afkomst - in dit geval zijn appellanten van Turkse afkomst - door het onderzoek enkel en alleen te beperken tot AIO-gerechtigden van Turkse afkomst. De bevindingen van het onderzoek in Turkije zijn daarom onrechtmatig verkregen en mogen om die reden niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Bij zijn uitspraak van 28 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2702, heeft de Raad geoordeeld dat het onderzoek van de Svb, zoals ook thans aan de orde, niet discriminatoir is. Er is geen aanleiding om in het geval van appellanten hier anders over te oordelen. De enkele niet onderbouwde stelling van appellanten dat de Svb feitelijk geen onderzoek naar in Nederland geboren AIO-gerechtigden zal verrichten is hiertoe onvoldoende.
4.3.
Appellanten hebben verder aangevoerd dat ook om de volgende reden de bevindingen van het onderzoek in Turkije onrechtmatig zijn verkregen en daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag mogen worden gelegd. Het huisbezoek was onrechtmatig, zodat alle bevindingen daarvan, dus ook de tijdens het huisbezoek verkregen identiteitsnummers, als “verboden vruchten” van het onrechtmatig huisbezoek moeten worden aangemerkt en niet mogen worden gebruikt.
4.4.
Niet in geschil is dat het huisbezoek onrechtmatig was, omdat er geen redelijke grond voor een huisbezoek bestond en aan appellanten daarom ten onrechte bij het huisbezoek is meegedeeld dat het weigeren van een huisbezoek gevolgen heeft voor de AIO-aanvulling. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de Svb erkend dat op basis van de gedingstukken niet is uit te sluiten dat bij het onderzoek in Turkije gebruik is gemaakt van de tijdens het huisbezoek verkregen identiteitsnummers.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat de Svb bij het onderzoek naar het vermogen van appellanten in Turkije gebruik heeft gemaakt van een niet rechtmatig verkregen hulpmiddel, te weten de identiteitsnummers. De conclusie moet daarom zijn dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Niet aannemelijk is dat de belanghebbenden hierdoor, in het bijzonder door het onrechtmatige onderzoek, niet zijn benadeeld. Daarom slaagt deze grond in zoverre. Het beroep is gegrond. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Aansluitend moet worden bezien tot welk gevolg dit moet leiden voor de besluitvorming.
4.6.
In de uitspraak van 21 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1028 heeft de Raad, zoals met partijen ter zitting besproken, uitvoerig gemotiveerd (zie rechtsoverweging 4.7 en 4.8) waarom in een geval als ook hier aan de orde, de onderzoeksresultaten niet uitgesloten behoeven te worden bij verdere besluitvorming. Kort samengevat is de reden hiervoor omdat deze resultaten niet verkregen zijn tijdens het onrechtmatig huisbezoek en zij langs twee andere wegen rechtmatig verkregen hadden kunnen worden. Geen aanleiding bestaat in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen.
4.7.
Uit 4.6 volgt dat de onderzoeksresultaten na de vernietiging van het bestreden besluit bij de verdere besluitvorming wel in aanmerking kunnen worden genomen. Omdat niet in geschil is dat zij inhoudelijk voldoende feitelijke grondslag konden bieden voor het bestreden besluit, kunnen de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand worden gelaten.
4.8.
Gelet op 4.3 tot en met 4.7 slaagt het hoger beroep van appellanten zodat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Daaruit volgt ook dat het beroep gegrond is, dat het bestreden besluit wordt vernietigd en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten.
5. Aanleiding bestaat om de Svb te veroordelen in de kosten van appellanten. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- in beroep en € 1.050,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 20 februari 2017;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt de Svb in de kosten van appellanten tot een bedrag van in totaal € 2.100,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 174,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van I.A. Siskina als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2020.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) I.A. Siskina