ECLI:NL:CRVB:2020:1325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand in verband met onderbewindstelling
In deze zaak heeft appellant op 14 september 2017 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van rechtsbijstand, verleend door mr. R. Skála, in verband met een procedure bij de kantonrechter over onderbewindstelling. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten van rechtsbijstand door de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR) als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Dit besluit is door de rechtbank Noord-Nederland in een eerdere uitspraak ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de RvR geen toevoeging heeft verstrekt voor de procedure bij de kantonrechter, omdat een advocaat voor deze procedure niet noodzakelijk werd geacht. Dit betekent dat volgens artikel 15 van de PW geen recht op bijstand bestaat, aangezien er een voorliggende voorziening is die als toereikend wordt beschouwd. Appellant heeft aangevoerd dat de Wrb (Wet op de rechtsbijstand) niet voor hem beschikbaar was, maar de Raad oordeelt dat de keuze van de RvR om de kosten niet te vergoeden, een bewuste beslissing was.
De Raad heeft ook de argumenten van appellant over zeer dringende redenen voor bijstandsverlening afgewezen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van de standaardprocedure. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.