ECLI:NL:CRVB:2020:1254
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag bijstand en vereiste gegevens voor behandeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 2 november 2018 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venray ongegrond verklaarde. Appellant had van 9 juli 2010 tot en met 19 november 2015 bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet (PW). Na zijn remigratie naar Marokko ontving hij een remigratie-uitkering van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Op 24 januari 2018 diende appellant een aanvraag in voor bijstand ingevolge de PW, maar het college stelde vast dat niet alle gevraagde gegevens waren overgelegd. Appellant werd in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens, waaronder bankafschriften en inkomensgegevens van zijn echtgenote, aan te leveren. Omdat appellant dit niet deed, heeft het college de aanvraag op 27 februari 2018 niet in behandeling genomen.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten de aanvraag niet te behandelen, omdat de gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van het recht op bijstand. Appellant stelde in hoger beroep dat hij de vertaalkosten voor de bankafschriften niet kon betalen, maar de Raad oordeelde dat deze kosten voor rekening van appellant komen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken. De Raad benadrukte dat het op de weg van appellant lag om tijdig om een verlenging van de hersteltermijn te verzoeken, wat hij niet had gedaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.