ECLI:NL:CRVB:2020:1229

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
17/1825 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 17/1825 WIA. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.G. van den Heuvel, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 5 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. Op 10 februari 2020 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase al had vergoed, maar dat de kosten in beroep en hoger beroep nog moesten worden beoordeeld.

De Raad heeft de kosten voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep begroot op € 1.050,- voor elk, en heeft daarnaast de kosten van € 102,96 voor het opvragen van medische informatie bij GGZ Delfland als vergoedbaar aangemerkt. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het Uwv veroordeeld tot een totale kostenvergoeding van € 2.202,96 aan de appellant. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 11 juni 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juni 2020
17/1825 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
27 januari 2017, 16/1139 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 5 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 10 februari 2020 heeft mr. Van den Heuvel namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 5 februari 2020 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.050,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en
1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Wat betreft de vordering van de gemaakte kosten van € 102,96 in verband met het opvragen van medische informatie bij GGZ Delfland, is de Raad van oordeel dat deze vordering voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.202,96.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.A. Achterberg
GdJ