ECLI:NL:CRVB:2020:1223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- L.E. König
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen en terugvordering door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het AOW-pensioen van appellant, die in januari 2016 naar de norm van een gehuwde is herzien. De herziening was het gevolg van het huwelijk van appellant op 12 december 2015, dat hij pas op 20 mei 2016 aan de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft gemeld. De Svb heeft het te veel betaalde AOW-pensioen van appellant teruggevorderd, omdat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad heeft vastgesteld dat de boete die aan appellant was opgelegd, onterecht was berekend, omdat de maand januari 2016 niet betrokken kon worden bij de boete, aangezien appellant in die maand nog niet in gebreke was. De Raad heeft de boete vastgesteld op € 382,36, wat 25% van het benadelingsbedrag van € 1.529,43 is. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam is gedeeltelijk vernietigd, en de Svb is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan appellant.