ECLI:NL:CRVB:2020:1178

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
18/1314 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en kostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Staal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 februari 2018. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 4 september 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Appellant heeft op 19 december 2019 het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing geheel aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen. Tevens heeft appellant verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een veroordeling tot betaling van proceskosten en heeft geen verweerschrift ingediend. Gezien de intrekking van het hoger beroep en de tegemoetkoming door het Uwv, heeft de Centrale Raad van Beroep besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad heeft vervolgens de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep beoordeeld.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op verzoek van appellant in de kosten kan worden veroordeeld, zoals bepaald in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. De kosten zijn begroot op € 2.100,-, bestaande uit € 525,- voor bezwaar, € 1.050,- voor beroep en € 525,- voor hoger beroep. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 juni 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 juni 2020
18/1314 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 februari 2018, 17/5759 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. Staal hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 4 september 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 19 december 2019 heeft mr. Staal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 14 januari 2020 meegedeeld zich te kunnen vinden in een veroordeling tot betaling van proceskosten en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 september 2019 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 525,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift) € 1.050,- in beroep
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en
€ 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.100,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.A. Achterberg

VC