ECLI:NL:CRVB:2020:1176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en kostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Staal, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 4 september 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 10 december 2019 heeft mr. Staal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een kostenveroordeling voor het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en heeft zich kunnen vinden in de veroordeling tot betaling van proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 1.050,- voor de procedure in beroep en € 525,- voor de procedure in hoger beroep. Daarnaast zijn er kosten van € 1.443,46 voor een rapport van een verzekeringsarts en kosten van € 130,64 voor het opvragen van medische informatie, die ook voor vergoeding in aanmerking komen.
De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep is dat het Uwv wordt veroordeeld tot betaling van de totale kosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 3.149,10. Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2020 door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg.