ECLI:NL:CRVB:2020:1176

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
17/4312 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en kostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Staal, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 4 september 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 10 december 2019 heeft mr. Staal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een kostenveroordeling voor het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en heeft zich kunnen vinden in de veroordeling tot betaling van proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 1.050,- voor de procedure in beroep en € 525,- voor de procedure in hoger beroep. Daarnaast zijn er kosten van € 1.443,46 voor een rapport van een verzekeringsarts en kosten van € 130,64 voor het opvragen van medische informatie, die ook voor vergoeding in aanmerking komen.

De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep is dat het Uwv wordt veroordeeld tot betaling van de totale kosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 3.149,10. Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2020 door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 juni 2020
17/4312 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 mei 2017, 16/7783 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. Staal hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 4 september 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 10 december 2019 heeft mr. Staal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 14 januari 2020 meegedeeld zich te kunnen vinden in een veroordeling tot betaling van proceskosten en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 september 2019 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Met betrekking tot de vordering van de gemaakte kosten van € 1.443,46 in verband met het ingebrachte rapport van verzekeringsarts E.C. van der Eijck, is de Raad van oordeel dat deze vordering voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor wat betreft de vorderingen van de gemaakte kosten van € 37,35 en € 93,29 in verband met het opvragen van medische informatie bij de huisarts en bij de neuroloog R.J. Groen, is de Raad van oordeel dat deze vorderingen eveneens voor vergoeding in aanmerking komen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.149,10.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.A. Achterberg

VC