ECLI:NL:CRVB:2020:1174

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
19/4468 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

Op 4 juni 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen een appellant, geboren in 1938 en erkend als burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder van 14 augustus 2019, waarin zijn uitkering opnieuw zou worden vastgesteld na het overlijden van zijn echtgenote. Het bezwaar was echter te laat ingediend, aangezien het bezwaarschrift op 2 oktober 2019 bij de verweerder was ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar op 25 september 2019 was verstreken.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet in verzuim was geweest, maar dat hij geen rekening had gehouden met de voorgeschreven termijn voor het indienen van het bezwaarschrift. De Raad oordeelde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was, omdat er geen omstandigheden waren die de appellant verhinderden om tijdig bezwaar te maken. Het bestreden besluit van de verweerder, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, werd door de Raad in stand gehouden.

De uitspraak concludeert dat het beroep van de appellant ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door de rechter H. Lagas, met P.W.J. Hospel als griffier.

Uitspraak

19.4468 WUBO

Datum uitspraak: 4 juni 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder 15 oktober 2019, kenmerk BZ011331837 (bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1938, is burger-oorlogsslachtoffer en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
1.2.
In verband met het overlijden van de echtgenote van appellant heeft verweerder bij besluit van 14 augustus 2019 aan appellant bericht dat zijn uitkering opnieuw zal worden vastgesteld. In afwachting van de vaststelling is per 1 augustus 2019 een voorschot bepaald op € 0,00 per maand. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt. Het ongedateerde bezwaarschrift is op 1 oktober 2019 per post verzonden en op 2 oktober 2019 bij verweerder ingekomen.
1.3.
Op de vraag van verweerder naar de reden van de termijnoverschrijding van het bezwaarschrift heeft appellant te kennen gegeven dat hij geen rekening heeft gehouden met de voorgeschreven termijn voor aanbieding van een bezwaarschrift.
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe is overwogen dat appellant de bezwaartermijn van zes weken heeft overschreden en dat niet is gebleken dat hij niet in staat was om op tijd een (voorlopig) bezwaarschrift in te dienen.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
De termijn voor het maken van bezwaar bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb zes weken. In dit geval was de laatste dag van deze termijn 25 september 2019. Het bezwaarschrift is, zoals door appellant wordt onderkend, buiten de bezwaartermijn ingediend.
2.2.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift niet in verzuim is geweest.
2.3.
In wat appellant heeft aangevoerd, te weten dat hij geen rekening heeft gehouden met de voorgeschreven termijn voor het aanbieden van een bezwaarschrift, is geen grond gevonden om te kunnen oordelen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Niet is gebleken van een omstandigheid waardoor appellant niet in de gelegenheid is geweest te zorgen voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
Uit 2.3 volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2020.
(getekend) H. Lagas
(getekend) P.W.J. Hospel