ECLI:NL:CRVB:2020:1147

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
20-118 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/118 ZVW. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door mr. M.W. Dieleman, advocaat. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep omdat het ingediende beroepschrift geen beroepsgronden bevatte. De appellant had eerder de gelegenheid gekregen om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. De gemachtigde van de appellant werd op 23 januari 2020 en opnieuw op 24 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om de beroepsgronden in te dienen, maar heeft hier niet op gereageerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen redenen waren die een verontschuldiging voor het verzuim konden vormen. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 mei 2020
20/118 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 november 2019, 19/1782 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.W. Dieleman, advocaat, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 23 januari 2020 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 24 februari 2020 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) N. Khachatryan
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.