ECLI:NL:CRVB:2020:1146

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
19-1702 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 19-1702 AWBZ. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. E.S. Träger, tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 maart 2019. Tijdens de procedure heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, waarna betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.W.J. de Bont, verzocht heeft om appellant te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant in de kosten van betrokkene moet worden veroordeeld tot een totaalbedrag van € 645,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 120,- voor de kosten van een deskundige die een medische verklaring heeft opgesteld en € 525,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een hoger bedrag toe te wijzen dan het forfaitaire tarief dat in het Besluit proceskosten bestuursrecht is vastgesteld. De door betrokkene gevraagde proceskosten voor de procedure in beroep zijn niet toegewezen, omdat de rechtbank appellant al in de proceskosten in beroep heeft veroordeeld en betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld tegen die uitspraak.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D.S. de Vries, met E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing benadrukt de toepassing van de relevante artikelen van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht, en bevestigt de procedurele stappen die zijn genomen in deze zaak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 mei 2020
19/1702 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
6 maart 2019, 18/5425 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats 1] (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats 2] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E.S. Träger hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. C.W.J. de Bont, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 2 oktober 2019 heeft mr. Träger namens appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. De Bont verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Appellant wordt veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 120,- voor kosten van een deskundige voor het opstellen van een medische verklaring en € 525,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht is de Raad niet gebleken.
In de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht is een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. Voor een veroordeling tot een hoger bedrag dan het forfaitaire tarief op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals namens betrokkene is verzocht, ziet de Raad geen aanleiding. Van bijzondere omstandigheden die hiertoe aanleiding kunnen geven is geen sprake.
De door betrokkene op het proceskostenformulier gevraagde proceskosten voor de procedure in beroep kunnen niet worden toegewezen. De rechtbank heeft appellant in de aangevallen uitspraak veroordeeld in de proceskosten in beroep en betrokkene heeft zelf geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling valt daarom buiten de grenzen van het geding in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 645,-.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) E. Blijleven- de Vries