ECLI:NL:CRVB:2020:1144

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
18-2263 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 18/2263 WMO. De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het college van burgemeester en wethouders van Leiden met een nieuw besluit van 20 september 2019 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het college geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellante beoordeeld. Volgens artikel 8:75a van de Awb kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift in de kosten worden veroordeeld wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft geoordeeld dat het college in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien appellante kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.

De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor bezwaar, € 1.050,- voor beroep en € 1.050,- voor hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 3.150,-. De uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 mei 2020
18/2263 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
15 maart 2018, 17/7048 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 31 oktober 2019 heeft mr. Weijsenfeld namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met een nieuw besluit van 20 september 2019 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.050,- in bezwaar, € 1.050,- in beroep en € 1.050, in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.150,-.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van
E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
27 mei 2020.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) E. Blijleven-de Vries