ECLI:NL:CRVB:2020:112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling
Op 9 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 maart 2018, waarin het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 18 mei 2017 ongegrond werd verklaard. Deze beslissing hield in dat de Ziektewet-uitkering van appellant met ingang van 12 december 2016 werd beëindigd, na een toetsing van de verbetering van zijn belastbaarheid in het tweede ziektejaar.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen objectieve medische informatie was die erop wees dat appellant op de datum in geding meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. Appellant had in hoger beroep herhaald wat hij eerder in beroep had aangevoerd, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant voldoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant. De medische stukken die appellant vlak voor de zitting overlegde, betroffen zijn situatie in de jaren 2018 en 2019, en waren dus niet relevant voor de datum in geding. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.