ECLI:NL:CRVB:2020:1103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst - Hagen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante. Appellante, die zich op 29 januari 2013 ziek had gemeld, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat appellante na afloop van deze uitkering met ingang van 14 november 2015 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar beperkingen door artritis psoriatica onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
Tijdens de procedure zijn deskundigen ingeschakeld, waaronder prof. dr. J.M. van Laar en L. Greveling-Fockens, die beiden rapporten hebben uitgebracht over de medische situatie van appellante. De Raad heeft geconcludeerd dat de FML van 15 juni 2015 niet onjuist was en dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase was overschreden, en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 1.500,- aan appellante als schadevergoeding, evenals een proceskostenvergoeding van € 262,50.