ECLI:NL:CRVB:2020:1096

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
19-5103 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 oktober 2019. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. L’Ghdas, heeft hoger beroep ingesteld, maar het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep.

De gemachtigde van appellant is bij brief van 18 december 2019 in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Vervolgens is er op 20 januari 2020 opnieuw een termijn van vier weken gesteld om de beroepsgronden in te dienen, met de waarschuwing dat overschrijding van deze termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de zaak. Ook deze termijn is door de gemachtigde ongebruikt voorbij gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen. Daarom is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden bestreden binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 mei 2020
19/5103 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 oktober 2019, 19/1280 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.I. L’Ghdas, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 18 december 2019 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 20 januari 2020 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 mei 2020.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.