ECLI:NL:CRVB:2020:1096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 oktober 2019. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. L’Ghdas, heeft hoger beroep ingesteld, maar het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep.
De gemachtigde van appellant is bij brief van 18 december 2019 in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Vervolgens is er op 20 januari 2020 opnieuw een termijn van vier weken gesteld om de beroepsgronden in te dienen, met de waarschuwing dat overschrijding van deze termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de zaak. Ook deze termijn is door de gemachtigde ongebruikt voorbij gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen. Daarom is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden bestreden binnen zes weken na verzending van het afschrift.