ECLI:NL:CRVB:2020:107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor functies op basis van medische rapportages en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als verwarmingsmonteur heeft gewerkt, is sinds 1997 arbeidsongeschikt door rugklachten. Na een herbeoordeling in 2016 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de WAO-uitkering van de appellant vastgesteld op 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft een verzekeringsarts als deskundige benoemd, die concludeerde dat de appellant beperkingen heeft, maar dat hij geschikt is voor andere functies. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij het rapport van de deskundige als overtuigend beschouwde. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat een andere specialist als deskundige had moeten worden benoemd en dat er meer beperkingen zijn dan vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van het deskundigenrapport. De Raad concludeert dat de appellant, op basis van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), geschikt is voor de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.