ECLI:NL:CRVB:2020:1069

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
19/3522 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant uit Marokko tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2018. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 128,- niet tijdig was betaald. De appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 4 september 2019 als in een aangetekende brief van 5 oktober 2019. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na de verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders dan het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 mei 2020
19/3522 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 april 2018, 18/311 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 4 september 2019 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 128,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 5 oktober 2019 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar
op 6 mei 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ-