ECLI:NL:CRVB:2020:1062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de toekenning van ouderdomspensioen en de status van echtgenote
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de toekenning van haar ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante stelt dat zij de eerste echtgenote is van [partner], terwijl de Svb aanneemt dat zij de tweede echtgenote is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 april 2020 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de Svb niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat appellante de tweede echtgenote is. De Raad wijst op de onduidelijkheid in de huwelijksakten en andere documenten die in het dossier zijn opgenomen. De Raad concludeert dat er gerede twijfel bestaat over de stelling van de Svb en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft het beroep ten onrechte ongegrond verklaard. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond. De Svb moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen over de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Tevens wordt de Svb veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.625,- bedragen.