ECLI:NL:CRVB:2020:106
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkosten en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van verzoeker gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor woonkosten, welke was afgewezen door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat woonlasten in beginsel uit inkomen moeten worden bestreden en dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het dagelijks bestuur in overeenstemming met de Uitvoeringsregels heeft gehandeld en dat er geen aanleiding was om af te wijken van deze regels. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de aangevallen uitspraak naar verwachting in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde.